Handelen en beleggen in aandelen, is dat een goed plan? Iedereen lijkt het erover eens dat aandelen riskante beleggingen zijn. Zeker na de kredietcrisis die de wereldeconomie door elkaar schudde was de afkeer van aandelenrisico groter dan ooit. En het is inderdaad niet verstandig geld dat binnen enkele jaren nodig is in aandelen te beleggen. Maar op de wat langere termijn wordt risico iets heel anders. Het is uit te rekenen hoeveel spelletjes ganzenbord men moet spelen totdat de kans dat men er met de klassieke dobbelsteen meer wint verwaarloosbaar klein wordt. Met beleggen ligt dat iets anders, want men kan alleen uitgaan van de historische rendementen. In zijn legendarische boek 'Stocks for the Long Run' deed de Amerikaanse professor Jeremy Siegel dat. Siegel ploos de resultaten op de Amerikaanse beurs uit vanaf 1802. Hij betrok er bovendien de inflatie bij, wat interessante inzichten oplevert. Het gaat immers om de koopkracht van het geld: je kan wel een leuke rente op je spaarrekening krijgen, als alles tien keer zo duur wordt ga je er toch op achteruit. Wat Siegel vooral aantoonde was de opmerkelijke stabiliteit van het voor inflatie gecorrigeerde rendement op de lange duur, het 'reële rendement'. In tijden van hoge inflatie doen aandelen het namelijk relatief goed. En dat is eigenlijk logisch want je hebt liever machines, voorraden, fabrieken en waardevolle merken als prijzen flink stijgen dan geld op een bankrekening of in een vastrentende staatsobligatie. Uit de maximale en minimale reële rendementen die werden behaald op aandelen, obligaties en kortlopend staatspapier (T-bills) bleek dat aandelen sinds 1802 over een periode van minimaal 17 jaar nooit een negatief reëel rendement behaalden. Bij de andere twee, als minder riskant bekend staande beleggingsvormen, waren er echter periodes van 30 jaar waarbij het rendement na inflatie nog altijd negatief bleek. Vanaf periodes van 10 jaar is het slechtste reële rendement op aandelen in alle gevallen ruim hoger dan het slechtste rendement op obligaties. Hieruit kan men de glasharde conclusie trekken dat de veiligste beleggingsvorm voor wie op de lange duur zijn koopkracht wil behouden toch echt de aandelenmarkt is. Althans in de afgelopen 200 jaar in het land met de meest ontwikkelde aandelenmarkt, de VS. Dit onderzoek sterkt mij in de mening dat bij een beleggingshorizon van 10 jaar of langer aandelen eigenlijk minder riskant zijn dan obligaties of geld op een spaarrekening. De aandelen zullen in die 10 jaar misschien wel sterker op en neer gaan, maar de kans op een slecht rendement is met aandelen toch kleiner. Iedereen die jonger is dan 50 jaar en bezig is met de opbouw van een pensioenvoorziening zou zich daarvan bewust moeten zijn. Beleggen in aandelen gebeurt bij voorkeur natuurlijk wel in degelijke ondernemingen met een gezonde toekomst een goed bedrijfsmodel. Hieronder wordt uitgelegd hoe die te selecteren zijn.
Ondernemingen geven aandelen en leningen (obligaties) uit om geld aan te trekken voor de financiering van hun activiteiten. Het geld dat een onderneming met aandelen ophaalt, staat in principe voor onbepaalde tijd ter beschikking van de onderneming en staat te boek als 'het eigen vermogen van de onderneming'. De leningen (vreemd vermogen) moeten ooit worden terugbetaald. Een aandeel is dus een deelneming in het eigen vermogen. Het is daarmee ook een eigendomsbewijs van een (evenredig) deel van die onderneming en het geeft recht op een evenredig deel van de winst die de onderneming maakt. Op voorstel van het management beslissen uiteindelijk de aandeelhouders in de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering wat er met de winst moet gebeuren: geheel, gedeeltelijk of niet uitkeren aan de aandeelhouders. De winst die wordt uitgekeerd, ontvangen de aandeelhouders in de vorm van dividend. Het deel van de winst dat niet wordt uitgekeerd, kan worden gebruikt voor investeringen of overnames, waardoor de waarde van de onderneming wordt vergroot. Het kan ook worden gebruikt voor reserveringen of voor het terugkopen van eigen aandelen. Als het bedrijf failliet gaat, worden voor zover er nog middelen zijn eerst de gewone schuldeisers betaald, zoals leveranciers, dan de obligatiehouders en als laatste pas de aandeelhouders. Aandelenbezitters lopen dus ook bij een faillissement meer risico dan obligatiehouders. Het risico gaat voor de aandeelhouder echter nooit verder dan het bedrag dat hij op de beurs voor zijn aandeel heeft betaald. Hij is weliswaar mede-eigenaar maar niet aansprakelijk voor schulden van de onderneming, als die de grootte van het aandelenkapitaal te boven gaan, en ook niet voor eventueel wanbeleid van de bestuurders van de onderneming. Obligatiehouders zijn geen mede-eigenaars, want zij hebben slechts aan de onderneming geld geleend en hebben daarvoor een schuldbewijs, een obligatie, ontvangen. Ook zij kunnen slechts verliezen wat zij voor hun obligaties hebben betaald.
Veel mensen vinden het maar gevaarlijk om te beleggen in aandelen. Er zouden grote risico's mee gepaard gaan en met een spaarrekening weet je tenminste wat je hebt. Niets is minder waar. Aandelen zijn, mits goed gebruikt, een onmisbare bron van rust en financiële zekerheid voor uw oude dag. Op een spaarrekening verliest het vermogen ieder jaar weer een beetje koopkracht. Wat heb je liever met ganzenbord: een klassieke dobbelsteen met de 1, 2, 3, 4, 5 en 6 op de zes vlakken of een extreme dobbelsteen met de waarden -10 (tien stappen terug), -5, 0, 8, 14 en 20? Hoewel je met de tweede regelmatig flink achteruit zal moeten of stil blijft staan, ga je het spel met deze dobbelsteen op de lange duur toch vaker winnen, want de gemiddelde uitkomst is één punt hoger dan die van de klassieke dobbelsteen. Beleggen in aandelen is als gooien met die tweede dobbelsteen. Minder riskante beleggingscategorieën als obligaties of spaarrekeningen zou je kunnen vergelijken met de eerste dobbelsteen: het risico (de volatiliteit) is lager, maar het verwachte rendement ook.
|
welkom
Handelen in aandelen is iets wat veel mensen zouden willen gaan doen. Op deze website geven we je er uitleg over. |