Efficiënte markt hypothese
De Amerikaanse professor Eugene Fama ontwikkelde eind jaren 60 van de vorige eeuw de Efficiënte markt hypothese. Fama ging er daarbij vanuit dat alle publiek bekende informatie en de (gemiddelde) toekomstverwachtingen verwerkt zitten in de aandelenkoersen. En zodra er een aanpassing komt in de informatie of in de verwachtingen wordt deze direct in de prijzen verwerkt. Hier vloeide uit voort dat het onmogelijk is om structureel betere beleggingsresultaten te behalen dan gemiddeld. En wie dat wel doet heeft gewoon geluk. De toekomst is namelijk niet te voorspellen. De efficiënte markt hypothese is als theorie heel logisch, maar er zijn nogal wat praktische bezwaren. Volledig efficiënt zijn markten zeker niet, dat is wel duidelijk. Zo zijn er kosten en belastingen die ervoor zorgen dat beleggers niet altijd op elk stukje nieuwe informatie zullen willen handelen. Ook het verkrijgen van alle benodigde informatie kost geld. Daarnaast is het onmogelijk dat iedere belegger op hetzelfde moment handelt op nieuwe feiten, er zal altijd een periode van aanpassing moeten zijn. Dit zou vijf minuten kunnen zijn, maar vermoedelijk beduidend langer.
Ongelijke informatie
Bovendien is er altijd voorkennis. En hoewel het verboden is om hier misbruik van te maken, blijkt in de praktijk maar al te vaak dat de handel met voorkennis nauwelijks uit te bannen is. Ook mogen werknemers en bestuurders, zij het vaak met enige beperking, gewoon handelen in de aandelen van het eigen bedrijf. Zij weten natuurlijk vrijwel altijd meer over een bedrijf dan de buitenwacht. Het is niet voor niets dat beleggingsanalisten altijd zeer geïnteresseerd zijn in de handel van deze 'insiders'. Er is rond elk aandeel sprake van ongelijkheid van informatie en dat is nooit uit te bannen. De Efficiënte markt hypothese zou vermoedelijk prima werken in een wereld van robots. Maar de mens heeft een aantal eigenaardige, niet-rationele eigenschappen die ervoor zorgen dat veel van de beschikbare informatie verkeerd, te laat, helemaal niet, of juist sterk overdreven, in de prijzen verwerkt wordt.
Capital Asset Pricing Model
Het belangrijkste model dat voortkwam uit de efficiënte markt hypothese is het Capital Asset Pricing Model (CAPM). Dit wiskundige model gaat ervan uit dat de rendementseis van beleggers is opgebouwd uit een risicovrij rendement en een risico-opslag. Deze opslag, of risicopremie, is voor elk aandeel verschillend. Het CAPM is gebaseerd op de Moderne Portefeuille Theorie (MPT) die werd ontwikkeld door Harry Markowitz. De MPT gaat ervan uit dat het risico van de portefeuille als geheel wordt verminderd door te spreiden over verschillende beleggingen in beleggingscategorieën. Het model werd later aangepast door William Sharpe, die stelde dat een deel van het risico (het systematisch risico), van elk individueel beleggingsobject niet te elimineren is, maar dat een ander deel, het specifieke risico, kan worden teruggebracht door spreiding. Het systematische risico of het marktrisico wordt in de belangrijkste formule van het CAPM aangeduid met het symbool f3, de Griekse letter bèta.
De formule luidt als volgt: E(R) = Rf + I3*(E(Rm)-Rf)
E(R) = verwacht rendement, Rf = risicovrije rente, = bèta, systematisch risico, E(Rm)= verwacht markt rendement, (E(Rm)-Rf) = marktpremie
Van een aandeel waarvan het risico gelijk is aan dat van de markt, is de bèta gelijk aan 1. Omdat volgens het CAPM het systematische risico niet door spreiding kan worden geëlimineerd, hoeft alleen dit deel van het risico te worden vergoed in de aan te houden rendementseis. Dit geëiste of verwachte rendement op bijvoorbeeld een aandeel wordt berekend door aan de risicovrije rente de uitkomst van de bèta maal de marktpremie toe te voegen. Die marktpremie is het verschil tussen het betreffende marktrendement en het risicovrije rendement. Dit kan bijvoorbeeld het verschil zijn tussen het langjarig gemiddelde rendement van een aandelenindex en de rente op langlopende staatsobligaties. Verschillende historische onderzoeken hebben aangetoond dat deze marktpremie voor aandelen rond de 4 procent ligt, of 2,5 procent na inflatie.
De formule luidt als volgt: E(R) = Rf + I3*(E(Rm)-Rf)
E(R) = verwacht rendement, Rf = risicovrije rente, = bèta, systematisch risico, E(Rm)= verwacht markt rendement, (E(Rm)-Rf) = marktpremie
Van een aandeel waarvan het risico gelijk is aan dat van de markt, is de bèta gelijk aan 1. Omdat volgens het CAPM het systematische risico niet door spreiding kan worden geëlimineerd, hoeft alleen dit deel van het risico te worden vergoed in de aan te houden rendementseis. Dit geëiste of verwachte rendement op bijvoorbeeld een aandeel wordt berekend door aan de risicovrije rente de uitkomst van de bèta maal de marktpremie toe te voegen. Die marktpremie is het verschil tussen het betreffende marktrendement en het risicovrije rendement. Dit kan bijvoorbeeld het verschil zijn tussen het langjarig gemiddelde rendement van een aandelenindex en de rente op langlopende staatsobligaties. Verschillende historische onderzoeken hebben aangetoond dat deze marktpremie voor aandelen rond de 4 procent ligt, of 2,5 procent na inflatie.